Landschapsschilderkunst

Landschapsschilderkunst is een schildergenre waarin taferelen met onder meer bergen, valleien, vlakten, bomen, rivieren, zeeën en bossen het belangrijkste onderwerp vormen. De hemel is vrijwel altijd onderdeel van het kunstwerk en de weersgesteldheid is een aspect van de compositie. Sinds het begin van de vijftiende eeuw is landschapsschilderkunst een zelfstandig genre.

Uit de 1e eeuw zijn Romeinse fresco's van landschappen ter versiering van ruimtes bewaard gebleven in Pompeii en Herculaneum.De Chinese traditionele landschapsschilderkunst, met name de shan shui, kwam in ontwikkeling tijdens de Tang-dynastie (618 - 906). Hierin worden nietige mensfiguurtjes gebruikt om de schaalverhouding weer te geven en de kijker als het ware uit te nodigen in het landschap rond te dwalen.

Het van het Nederlandse woord landschap afgeleide landscape is in de late 17e eeuw opgenomen in de Engelse taal, (het Duitse 'Landschaft is hieraan verwant).

In de vroege 15e eeuw ontstond in Europa de landschapsschilderkunst als apart genre, veelal als omgeving voor menselijke activiteit met een religieus onderwerp, zoals de Rust tijdens de vlucht naar Egypte, de Drie Koningen of Sint Hieronymus in de woestijn. In de 17e eeuw werden in Nederland italianiserende landschappen populair, fantasielandschappen met een zuidelijke atmosfeer en heuvelachtig thema. Sommige schilders (italianisanten) hadden daarvoor een reis naar Italië gemaakt.

Als voorloper van het impressionisme ontstond in Frankrijk rond 1830 de School van Barbizon, die zich toelegde op realistische landschappen naar waarneming of werkelijkheid. Zij schilderden bovendien en plein air; beschilderden het doek met olieverf in de vrije natuur Dit in tegenstelling tot het maken van schilderstukken in het atelier, dat tot dan toe gebruikelijk was.

Landschap is ook in de hedendaagse schilderkunst een geliefd thema. Zowel in figuratieve als abstracte werken kan landschap het uitgangspunt zijn. De hyperrealisten geven een meer dan realistische blik op landschap, omdat alles even scherp in beeld is gebracht, vaak zonder emotie en met nadrukkelijke lichtval, soms nog gecombineerd met een magische of imaginaire sfeer (Carel Willink). Expressionisten gebruiken als het ware het landschap om een emotie, een beleving door te geven door middel van een zekere vervorming van de werkelijkheid en het toepassen van niet realistisch kleurgebruik. Het Duitse expressionisme met schilders als Kandinsky leeft voort in hedendaags lyrisch expressionistisch werk, geënt op landschapsbeleving.